De Poeziëbankier

Manuel Kneepkens - Noordermaasberichten
Nummer 01 - december 2008

 


 

De Poeziëbankier

Daar stonden ze dan in de Zwarte Week van de bancaire crisis. Gereed voor een persconferentie over Nederlands acute hoofdpijndossier. Elk achter een katheder in de vorm van een soort ranke, zilvergrijs geverfde scheepsboeg.
Een metafoor! Overduidelijk!
Dit waren de Mannen van het Schip van Staat! Zij en niemand anders!
Een: Jan Peter Balkenende, minister-president: kapitein! Twee: Wouter Bos, Minister van Financiën: eerste stuurman! En drie: ‘de machinist’ ,’ het oliemannetje’ Nout Wellink, de president-directeur van de Nederlandse Bank.
En plotseling aan mijn kant het meer dan schokkende besef, dat ik niet alleen via mijn belastingcentjes, maar zelfs… poëtisch met dit drietal verbonden was!
Dat vereist verklaring.
Jan Peter Balkenende ken ik persoonlijk niet. Toch duikt hij in een gedicht van mijn hand op : Mosselen. Het is niet anders.
Wouter Bos heb ik eenmaal ontmoet. Dat was tijdens een manifestatie voor gratis Openbaar Vervoer — daar hoor je hem nu nooit meer over… - in de bibliotheek .van Rotterdam.
Ik liet toen in de pauze de volgende fantasie op hem los.
Namelijk dat ik van plan was om de Partij van de Aardbei op te richten... De aardbei is immers een prachtig links symbool want rood èn groen. En… weldadig rood, want vreedzaam! De aardbei immers, die sappige vrucht uit de Tuin van Eros, heeft immers allerminst het agressieve imago van de SP-tomaat.
Maar als ik de PvdAardbei zou oprichten… dan zou de Partij van de Arbeid ongetwijfeld bij de Kiesraad gaan klagen, dat de naam van mijn nieuwe Partij verwarrend zou werken. Dat PvdA-protest zou ongetwijfeld uitgebreid in de media komen. Mooi zo! Gratis publiciteit voor de nieuwbakken Partij van de Aardbei! Zou de Kiesraad de klacht van de PvdA gegrond verklaren. Geen nood. Dan zou ik stante pede de naam van mijn Partij veranderen in Partij van de Bosaardbei… Daar zou de PvdA dan niks tegen kunnen doen, want nu was de naam immers voldoende onderscheidend… Opnieuw gratis publiciteit!
Geen wonder, dat Wouter Bos verbleekte en mij aanbood - mits ik natuurlijk terugkeerde naar de PvdA, waar ik al jaren pleite was - om burgemeester van Rotterdam te worden..
Burgemeester van Rotterdam, zei ik toen, om eens leuk uit de hoek te komen.. welnee, dat is 'een baan voor een Marokkaan ’! Hoe helderziend kan een dichter zijn …!
Ook die ‘dialoog ‘ tussen Wouter Bos en mij heeft geleid tot een gedicht: Partij van de Aardbei.
Komen we bij het Oliemannetje.
Dan gaan we nog veel verder het schip in. Want er is een hectische periode in ons beider leven geweest dat Nout Wellink en ik elkaar zowat dagelijks zagen. Dat heeft niet alleen geleid tot het gedicht Rapenburg Revisited, maar tot poëtisch nog veel meer.

Zo blijkt nu.
Tot liefst twee metaforen voor de huidige bancaire crisis!.
Spaarders van Nederland, lees en huiver!

In het Jaar des Heren 1964 was ik vierdejaars rechtenstudent in Leiden. De (toen nog) katholieke studentenvereniging Augustinus zocht een nieuwe praeses.
En men vond maar dat ik dat moest zijn.
Maar nu nog de rest van het bestuur.
Ik drong nogal aan op een sterke quaestor (penningmeester)
Want dichters hebben een weinig gelukkige hand in geldzaken. Dat is bekend. De pastoor van de studentenparochie, tevens moderator van de vereniging — ja, dat had je toen nog…een laatste restant rijk rooms leven - kwam met Nout Wellink op de proppen.

Hoeveelstejaars is die jongen, vroeg ik. Tweedejaars, zei de pastoor..
“ Wat ! “ riep ik: “ Ik ga toch niet het geld van de vereniging aan een tweedejaars uitbesteden! Laat die Wellink maar assessor worden. En zo geschiedde.
Vergeven heeft Nout Wellink het me nooit.
Ik kan me een of af ander feest herinneren — Wellink was toen nog een van de gewone directeuren van de Nederlandse bank - waarin hij ten over staan van Toute La Haye met een beschuldigende vinger in mijn richting priemde. En zei, kijk daar staat de man die vond dat ik niet met geld kan omgaan … en nu ben ik toch maar mooi directeur van de Nederlandse Bank!
Uiteraard wees ik hem fijntjes op Bordewijks roman Karakter, waarin de zoon van Katadreuffe, de gevreesde deurwaarder, niet ondanks maar dankzij de constante tegenwerking van zijn Pa, het alsnog ver schopt
Zo is dat ook met ons, Wellink, zei ik. Ja, wij kennen onze litteraire klassieken. Gelukkig wel.

Op een zomeravond in 1965 was het bestuur van Augustinus naar een borrel geweest, en enigszins aangeschoten op de terugweg naar het Eigen Huis. Zo heette het Verenigingsgebouw gevestigd op Rapenburg 24 . En zo heet het nu nog.
Het straatdek van het Rapenburg was op dat moment geheel opgebroken. Het moest klaarblijkelijk vervangen. Er lag bij wijze van trottoir een smalle plank op het mulle zand. Nout beweerde dat hij blindelings het Eigen Huis kon bereiken. Dit zou hij bewijzen door met de ogen dicht het plankier te volgen. Maar, helaas, het plankier maakte onverwacht een bocht richting gracht. En voor we het in de gaten hadden, bleek de toekomstige president van de Nederlandse Bank in het water gekukeld.
Dat was in eerste instantie natuurlijk reden tot vrolijkheid. Altijd leuk het slapstick-leed van een ander. Het Rapenburg is niet diep. Je kunt er onmogelijk in verdrinken. Niets aan de hand, dus.
Daarin vergisten wij ons zeer.
Het water van het Rapenburg is namelijk al eeuwen vrijwel stilstaand en …vol duistere bacteriën!
Nout bleek zijn knie open gestoten te hebben aan een van de vele, zwaar verroeste fietswrakken die op de bodem van het Rapenburg wachten op het eind der tijden.
Moeizaam op de wal gekrabbeld, klaagde hij over pijn. Zijn knie bleek vreemd blauw op te zwellen. Abactis I besloot hem achterop haar fiets naar het Academisch Ziekenhuis te brengen. En daar gooide een waarschijnlijk overwerkte medische assistent achteloos een verbandje om de knie en bonjourde hem zonder boe of ba dedeur uit… Die dronken studenten ook altijd, die zo nodig alsmaar in het Rapenburg moeten springen, houdt dat dan nooit op!…Een medisch onzorgvuldig handelen van jewelste.
Die nacht had Nout veertig graden koorts en bleek zich van de pijn nauwelijks meer te kunnen bewegen. Huisgenoten belden zijn ouders in Den Haag uit bed en die hebben hem toen opgehaald en naar het toenmalige Johannes à Deo-ziekenhuis aan het Westeinde in Den Haag vervoerd. Want in het Leids Academisch ziekenhuis hadden zijn ouders, terecht, geen enkel vertrouwen meer. Het Academisch heeft later schuld erkend en de medische fout met driehondervijftig duizend gulden afgekocht. Harde guldens, uiteraard. Guldens van toen, van de Jaren Zestig.
Wat bleek het geval? Nout had in dat Rapenburgse Eau de Styx een een hele foute bacterie opgelopen, waartegen geen remedie in Nederland voorhanden was. Het antidotum moest uit Amerika komen.
En toen dat uiteindelijk kon worden toegediend, bleek zijn knieschijf al door die bacterie geheel en al opgegeten. De rest van zijn gebeente kon men redden. Sindsdien gaat Nout Wellink door het leven met een stijf been, En dat niet alleen .Hij lijdt tevens constant aan migraine. De Nederlandse Vereniging van Migrainepatiënten heeft hem tot Beschermheer uitgeroepen. Nout vertolkt in die kringen immers een voorbeeldfunctie : dat je toch ondanks je migraine-handicap het ver in de wereld kunt brengen…Voor Nout Wellink is de bancaire crisis wel zeer letterlijk een hoofdpijndossier.

Uiteraard ging ik hem toentertijd in het Johannes à Deo opzoeken. Let wel, hij lag daar half te sterven. Doktoren hadden zijn ouders gezegd, dat enkel omdat Nout eenentwintig was , dus jong en sterk, dat ze hem konden redden. Het lichaam van een eenendertigjarige had het al niet meer gehaald.

Ik kom zijn kamer binnen. “Zo, kom je mij opzoeken!”
En ofschoon Nout Wellink dus half te sterven lag, wist hij het laken van zijn zieke been te trekken. En daar zag ik uit ontelbare buisjes gemeen groen pus in kleine katheders druipen - het geïnfecteerde bloed dat werd weggedraineerd. Ik stond zo weer op de gang ! Ja, dat vond die doodzieke leuk, om mij zo te laten afgaan. Gevoel voor zwarte humor is de president van de Nederlandse Bank niet vreemd, zo mogen we wel vaststellen. Hopelijk helpt hem dat de huidige zwarte tijden door.

En welke zijn dan wel de metaforen die wij uit het bovenstaand kunnen destilleren?
Een: de metafoor van de val.
Zoals de toekomstige president van de Nederlandse Bank in het zwarte water van het Rapenburg tuimelde, zo tuimelde heden heel ons bancaire stelsel mondiaal in een zwart gat.
Twee: de metafoor van het herstel.
Nout Wellink krabbelde er uiteindelijk weer bovenop, maar… zijn knieschijf bleek hij blijvend kwijt. Ook ons bancaire stelsel zal wel weer omhoog krabbellen, ten koste van vele miljarden. Die zijn wij met z’n allen blijvend kwijt.

Onontkoombare conclusie: Het wordt tijd voor een bank die nooit kan omvallen…! Het wordt tijd voor een betrouwbare verzamelplek voor al onze metaforen …al onze poëzie…al ons geestelijk kapitaal!
Het wordt tijd voor de Poëziebank ( www.poëziebank.nl )!

 

Manuel Kneepkens

 

terug «

 

 


 

Noordermaasberichten

Van tijd tot tijd stuurt Manuel Kneepkens (Heerlen, 1942) ons een bericht vanuit zijn woonplaats Rotterdam

lees alle berichten hier »