Paul Verhoeven's 'Een hagedis teveel'

Manuel Kneepkens - Noordermaasberichten
Nummer 67 - 1 juni 2016

 


 

 

Paul Verhoeven's 'Een hagedis teveel'

 

 

Dichterlijke anekdote van Manuel Kneepkens over een vroege film van Paul Verhoeven en hoe dat, veel later, in Rotterdam een ludiek staartje kreeg.

Begin jaren zestig woonde ik als student op de Hogewoerd in Leiden. In het zolderkamertje tegenover het mijne trof ik plots een kolossale berg filmdozen aan. Het vertrekje bleek gehuurd door de zojuist afgestudeerde wiskundestudent Paul Verhoeven. Ik dronk een kopje oploskoffie met hem ter kennismaking. Hij was vast van plan de wiskunde de wiskunde te laten en een carrière als full time filmer te beginnen. Hij had toen al, in 1959, een low budget-film gemaakt met een aantal medestudenten, allemaal medewerkers op vrijwillige basis. De titel was ‘Een hagedis teveel’. Het betrof een korte film in zwart-wit. De plot herinner ik me als volgt. Een student heeft een terrarium op zijn kamer en daar ontsnapt een hagedis uit. En daaruit leidt die student af, vraag me niet hoe, dat zijn vriendin slaapt… met zijn beste vriend!

Die film was opgenomen op een studentenkamer, die ik herkende, want ik was er wel eens geweest. Het was de kamer van Leon Schreinemacher. Een ouderejaars- rechtenstudent met een hobby, die men eerder bij een bioloog zou verwachten, een Maarten ’t Hart of zo. Want die Leon was een liefhebber van reptielen en amfibieën en hield er een groot terrarium op na. Leon kende ik omdat ik met hem in het gezelschap Limburgia zat, het gezelschap van Limburgse studenten in Leiden.

Die vroege film, ‘Een hagedis teveel’, herinner ik mij als poëtisch. Een eigenschap die ik tot mijn spijt in geen van Pauls latere films heb mogen aantreffen. Integendeel, die zijn in hoge mate anti-poëtisch, dankzij hun overmaat aan geweld.

Denk aan het motorcrossongeluk en de verkrachting in ‘Spetters’; aan de man, die met zuur wordt overgoten in ‘Robocop’; aan de ijspickscene in ‘Basic instincts’; aan de lawine aan excrementen die over de brave Carice van Houten wordt uitgegoten in ‘Zwartboek’, etc. Het is dat surplus aan geweld, dat maakt dat Verhoeven alsmaar niet boven het niveau van ‘een goede B-filmer’ weet uit te komen. En daar in 1995 met de film ’Showgirls’ zelfs beduidend onderblijft...! Paul Verhoeven kreeg voor die film dan ook terecht niet èèn Razzie - de prijs voor de slechtste film van het jaar - maar liefst zeven! Nog een geluk voor alle pacifistisch-gezinden, dat hij de financiering van een film over het leven van Jezus (zijn grote droom) nooit rond heeft gekregen…! Want in het boek dat hij over Jezus heeft geschreven is die Jezus, hoe kan het ook anders bij Paul, een… gewelddadig type. Het is de Jezus, die heeft gezegd ‘Ik ben gekomen om het zwaard te brengen’. En die de bankiers - wat een vooruitziende blik had die man! – de tempel uitranselt. Die Jezus, dàt is de Jezus naar Pauls hart. Van de Bergrede geen spoor.

Wat heeft dit allemaal met Rotterdam te maken, zult u zich afvragen? Krijgen we soms een Paul Verhoeven-retrospectief op het IFFR? Nee, het ligt anders.

Toen ik nog raadslid was, kwam het nogal eens voor dat mensen een beroep op me deden, die ergens waren vastgelopen in die grote bureaucratische machine, geheten... Overheid. Soms kon je daar wat aan doen, bijvoorbeeld door met de desbetreffende ambtenaar ‘die moeilijk deed’ te gaan praten, en indien dat niet hielp, met de wethouder, en indien dat niet hielp, door een schriftelijke vraag aan het College van B&W te stellen. En op dat laatste, waren ze niet dol op het Stadhuis, want die vraag waren ze verplicht om onder de pers te verspreiden…

In mijn geval waren het vaak kunstenaars, die een beroep op mij deden.

Zo richtte op een gegeven moment Dora Dolz zich tot mij. De flamboyante kunstenares van Spaanse - eigenlijk Catalaanse - afkomst, alom bekend om haar vrolijke keramische banken. Waarvan er hier in Rotterdam eentje prijkt in het Park onder de Euromast en eentje op de kruising van ‘s Gravendijkwal en Mathenesserlaan. Maar ook elders in het land staan banken van Dora, onder meer in de tuin van kasteel Nijenhuis in Wijhe – de plek waar Hannema de ‘befaamde’ ex-directeur van het Boijmans zijn laatste dagen heeft gesleten te midden van zijn privécollectie.

Dora leed toentertijd aan afnemend gezichtsvermogen en wilde een glazen atelierhuisje laten zetten in de tuin achter haar huis aan de Heemraadssingel, om zo meer licht te hebben voor het schilderen. Maar daar had een van de buren verderop, een advocaat, een bezwaarprocedure tegen aangespannen bij de toenmalige deelgemeente Delfshaven. Er zou namelijk een beschermd beestje, een of ander hagedisje, zijn biotoop hebben in de tuinen achter de huizen aan de Heemraadsingel... Niemand had dat diertje ooit gezien, behalve dan die jurist. Maar omwille van die ‘spookhagedis’ mocht er dus in de tuin van Dora niet worden gebouwd.

‘En wie is die buurman?’, vroeg ik aan Dora.

Wat bleek? Schreinemacher! Advocaat Schreinemacher!

Verdomd, het was Leon, de Grote Hagedissofiel uit mijn Leidse Tijd! De man zonder wiens terrarium er gèèn (vroege) Paul Verhoeven was geweest! Er was dus plots wèèr… een Hagedis te veel! Ditmaal niet als film, maar als werkelijkheid!

Zowel Leon als Dora zijn niet meer onder ons. Paul nog wel. Al is hij ook de jongste niet meer…

Misschien zou het een daad van eenvoudige rechtvaardigheid zijn als Paul Verhoeven over het conflict van Leon & Dora zijn laatste (!) film zou maken ‘De Hagedis van de Heemraadssingel’, opdat het einde van zijn oeuvre geheel en al rijmt met het begin, met een hagedis...

Een poëtische film dus!

 

 

Manuel Kneepkens

 

terug «

 
     


 

Noordermaasberichten

Van tijd tot tijd stuurt Manuel Kneepkens (Heerlen, 1942) ons een bericht vanuit zijn woonplaats Rotterdam

lees alle berichten hier »