In memoriam Ruud Lubbers

 

Manuel Kneepkens - Noordermaasberichten
Nummer 131 - 17 februari 2018

 


 

 

In memoriam Ruud Lubbers

 

 

Ruud Lubbers is afgelopen woensdag, 14 Februari 2018, overleden.. Premier van drie kabinetten. De langst zittende premier, de jongste minister ooit en succesvol fractievoorzitter van een toen net ontstane CDA, dank zij hem op een gegeven moment de grootste partij. Hij doorstond als premier de economische crisis van de jaren tachtig en de kruisrakettenkwestie. Lubbers ontwikkelde zelfs een eigen taal ‘het Lubberiaans ’ Maar hoe was Ruud Lubbers nu privé? Daarover is weinig bekend. Maar ik heb hem een keer persoonlijk ontmoet, heel persoonlijk. Dat kwam zo.

Ik woon sinds jaar en dag in Kralingen en wel op de Voorschoterlaan. Naast mij was, tot voor een jaar of drie geleden, de befaamde Kralinger Kapsalon. gevestigd. In die salon placht toute Vrouwelijk Hoger Kralingen haar coiffure laten bijwerken.
Ook Ria Lubbers.
Daar kwam ik als volgt achter. Op een bepaald moment bleek er een ‘Damesjeep’ voor het raam van mijn werkkamer was geparkeerd. En daaruit schetterde luidkeels muziek.
Ik ging de kapsalon in en vroeg, zou de dame die haar autootje voor mijn werkkamer heeft geparkeerd, zo goed willen zijn om de muziek uit te zetten? Het bleek Ria Lubbers. Zij verontschuldigde zich met de woorden : ‘Ja, laatst is voor ons huis op de Lambertweg bijna de auto van mijn man gestolen. En zo, met een open radio, kan ik de mijne in de gaten houden.’ Dat van die bijna gestolen auto, dat wist ik. Dat had in alle kranten gestaan. Ruud Lubbers had de dief op heterdaad had betrapt, toen die aan zijn auto zat te morellen. En hij had die dief, die vervolgens op de vlucht was geslagen , persoonlijk samen met zijn zoon, achtervolgd, waarbij hij languit in een kippenhok was gevallen… de minister-president van Nederland onder de kippenstront….reden tot (besmuikte )landelijke hilariteit. En ook was er toen een (rechtse ?) columnist, zo herinner ik mij, die verontwaardigd schreef: “ In wat voor godvergeten land leven wij, waar de premier zelf zijn boeven moet gaan vangen?!”

Een jaar later mocht ik samen met Ria Lubbers het Toy Toy museum van Flos Mars op de Groene Wetering openen. Een museum met naast de eerbiedwaardige antieke poppencollectie, een kostelijke verzameling blikken speelgoed.
Poëtisch speelgoed. Ria hield een speech en ik deed wat des dichters is, ik las gedichten voor.

Nu had ik in die tijd, nu en dan, de beschikking over een schrijfonderkomen op het landgoed De Aelshorst bij Dalfsen. Dat landgoed bleek te grenzen aan het (kleinere) landgoed De Bronkhorst, dat Ruud Lubbers bleek te hebben opgekocht om er na zijn aftreden als premier, te gaan wonen. . Op een van mijn fietstochten kwam ik ze tegen in het bos , Ria en Ruud Lubbers aan de wandel... “ Nee, maar, ” zei Ria: “daar heb je meneer K…die woont naast mijn kapster. ” Ik stapte van mijn fiets af. En schudde handen. “In Kralingen kun je ons geen buren noemen, ” zei ik : “Tussen jullie huis en het mijne is het heel wat meters. De Avenue Concordia . De Hoflaan. De Slotlaan. Maar hier is er tussen jullie onderkomen en het mijne alleen maar bos. Hier zijn we buren. Kom eens langs om een borrel te drinken.” Terwijl ik dat zei, dacht ik , dat gaat nooit gebeuren.. Ik vertelde het voorval niet eens aan mijn vrouw, die een paar dagen later naar Dalfsen kwam. Wij zaten, na haar aankomst, aan de borrel achter het schrijfonderkomen. Ik met mijn rug naar het zijpad langs het huis en Marieke, mijn vrouw, met het zicht daarop, Op een gegeven moment hoorde ik geluid van een fiets achter mijn rug. ‘Verrek, het is Lubbers! ” ontsnapte Marieke aan de ‘omheiningen van haar tanden.’

En inderdaad, het was Lubbers op een oude, zwarte fiets. Hij kwam voor de beloofde borrel Maar vrolijk gezelschap was hij niet. Integendeel , hij was duidelijk ‘in een zwart gat gevallen’. Hij vertelde over zijn laatste dag als premier. Je vaste chauffeur rijdt je naar huis, schudt de twee ‘loodgietertassen’ leeg op de keukentafel en dat is dan dat. De uitdrukking ‘in een zwart gat heb ik toen voor het eerst in zijn volle omgang begrepen. Veel later, toen ik ophield als fractievoorzitter van de Stadspartij in de gemeenteraad van Rotterdam, is mij dat woord vaak standaard toegevoegd door de Rotterdammers “ Meneer K . valt u nu niet in een zwart gat?”. Tenslotte ik ontwikkeld ik daar de volgende mantra voor als antwoord “Nee, mevrouw, ik ben dichter. En dat is het Zwarte gat”

Ik stelde Ruud Lubbers die namiddag de troost van de dichtkunst voor – ja, je bent dichter of je bent het niet – of op z’n minst de troost van de literatuur. Daar had ik een punt. Zeker, boeken lezen, daar had hij nu alle tijd voor. Geen staatsstukken meer! Ik ging verder. Waarom ging hij zelf niet schrijven? Bijvoorbeeld zijn memories. In Angelsaksische landen, en trouwens ook in Frankrijk, is dat heel gebruikelijk voor een vooraanstaand politicus. Het is mij altijd een raadsel geweest, waarom dit in Nederland niet zo is. Ja, memoires, daar had hij ook al aan gedacht. Althans aan het schrijven van een boek . Het was zelfs min of meer de reden, waarom hij deze uithoek achter Dalfsen als verblijfplaats had verkozen. Dat was omdat Ruys de Beerenbrouck , voor hem in Den Haag de langst zittende premier , en eveneens als hij katholiek , na afloop van zijn premierschap, dat ook had gedaan. Hij zei dat zo somber, dat ik dacht, dat gaat niet gebeuren. .. Ik trachtte hem nog op te vrolijken, door te vertellen dat ik in mijn studententijd praeses was geweest (in 1964) van de R.K.S.V. Sanctus Augustinus in Leiden, waarvan de eerste praeses (in 1895)… Ruys de Beerenbrouck was. En dat hij, Ruud Lubbers, mij en mijn mede-eerstejaars, toen ik in Leiden aankwam en lid wilde worden van ‘Stinus’ op het novietenkamp op Oud-Poelgeest had toegesproken. Dat laatste in zijn hoedanigheid van praeses van de U.K.S.V , de unie van katholieke studentenverenigingen, want, ja, Ruud Lubbers was als student al een druk besturend baasje. Het hielp weinig.

Maar dat van dat boek, dat is wel degelijk gebeurd. R. Lubbers , Geloof in de samenleving, Ruys, Klompè, Lubbers (Nijmegen, 1998).

In feite zaten Marieke en ik daar die zomeravond met een depressieve man. Nadat we gedrieën gezamenlijk twee flessen wijn soldaat hadden gemaakt, stapte Ruud Lubbers enigszins wankelend op de fiets en verdween in de zomernacht. Hij liet mij met stekende hoofdpijn achter. Iets wat ik nooit heb. Zelfs niet na heel wat erger drinkgelagen dan die avond in Dalfsen. Zo zwaar had Lubbers somberheid op mij ingewerkt. De Black Dog noemde Churchill dat.
(Bestaat er soms een speciale tak van somberheid:‘Staatsmanssomberheid’? Je zou het haast gaan denken….)

Met Ruud Lubbers verdere carrière is het sindsdien niet goed gegaan. Had hij eindelijk zijn draai gevonden als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maakte een soort van # Me too actie avant la lettre een abrupt einde aan zijn carrière bij de VN…

Laten we hem gedenken, zoals hij op zijn hoogtepunt was, een wàre minister-president.

 

 

Manuel Kneepkens

 

terug «

 
     


 

Noordermaasberichten

Van tijd tot tijd stuurt Manuel Kneepkens (Heerlen, 1942) ons een bericht vanuit zijn woonplaats Rotterdam

lees alle berichten hier »