|
De oom op de Kaap - een familieverhaal
Manuel Kneepkens - Noordermaasberichten
Nummer 11 - 1 juni 2011
De oom op de Kaap - een familieverhaal
Het familieverhaal dat in mijn jeugd op mijn broers Barrie en Geert en op mij, het meest indruk heeft gemaakt is het verhaal van Oom Cor, ‘de Oom op de Kaap’. In de jaren Vijftig was deze oom Cor de uitbater van het café Groenland, hier op Katendrecht.
Eigenlijk was oom Cor een oudoom, de jongste broer van mijn grootvader van moederszijde, Servaes Lambermont.
De naam Lambermont zal u hier in Rotterdam weinig zeggen, maar in Maastricht ligt dat heel anders. De Lambermonts zijn namelijk het oudste en eerbiedwaardigste brouwersgeslacht van Maastricht. Het zijn zogezegd de Regouts van het bier.
U, cafébezoeker, die zo gretig in de schuimkraag van uw Wieckse Witte bijt, weet, dat dit goddelijk product de vinding is van Godefroid Lambermont, de stamvader van mijn familie. Een ondernemende man, afkomstig uit Walenland, uit Artois, die ooit in de Middeleeuwen naar Maastricht gekomen, aldaar een brouwerij is begonnen.
Zo succesvol dat heden het product van zijn brouwkunst de Wieckse Witte een synoniem voor wit bier is geworden , zoals Pils dat sinds mensenheugenis voor is blond.
Maar een echte Maastrichtenaar proeft nog wel degelijk het verschil tussen de Lambermontse Wieckse Witte en de diverse, hedendaagse povere imitaties. Een echte Maastrichtenaar bestelt in een Maastrichts café dan ook nooit een Wieckse Witte ,als hij een witbier wenst te drinken maar een Lambermont!
Er was iets met die oom Cor. De man had bijvoorbeeld obstinaat geweigerd het familiebedrijf in te gaan. Oom Cor zocht het avontuur. Cor Lambermont wilde ….. het zeegat uit. En dat heeft hij ook gedaan!
Sindsdien gold hij in de ogen van de andere Lambermonts als het zwarte schaap van de familie. Want, zeg nou zelf, wat moet een Limburger op zee? Bovendien, wat een rare, die oom Cor ! Is je kostje gekocht, kun je mededirecteur worden van de oudste brouwerij van Nederland, kies je… voor kok op wilde vaart. Wat is dat voor recalcitrantie!
Oom Cor was dus kok op de wilde vaart. En dat tot vlak voor de oorlog.
Toen moet er iets zijn voorgevallen, waardoor hij van toen af aan, zeer tegen zijn zin, gedwongen was aan wal te blijven. Met geld, geleend van zijn vermogende broer, heeft hij toen het café Groenland alhier op de Kaap overgenomen.
Ja, wat was er dan toch met die oom Cor aan de hand… dat wij die oom nooit eens opzochten! Toch niet alleen maar om het feit, dat hij ‘een houten poot’ had ? Een heuse houten poot zoals de piraten in de stripverhalen die hebben, die types met een zwart ooglapje voor hun oog en een krassende papegaai op hun schouder, was het natuurlijk niet. Het was een welgevormd Jaren Vijftig-kunstbeen. Niks mis mee.
Zij het natuurlijk dat oom Cor daar mee toch enigszins moeizaam liep. En dat moest wel de reden zijn, dacht ik als kind, dat oom Cor nooit eens zijn familie in Maastricht kwam opzoeken.. Want in die dage van vlak na de oorlog, in die goeie, ouwe Wederopbouwtijd, was een treinreis Rotterdam-Maastricht een hele bedoening, met irritante boemeltreinen en driemaal overstappen... Daar had onze gehandicapte oom blijkbaar geen zin in.
Maar ook andersom, wij, zijn Maastrichtse familie - allen gezond ter been! - bezochten ook nooit eens oom Cor op de Kaap! Minstens eenmaal in het jaar kwam de ongerijmdheid daarvan in ons gezin ter sprake. En wel eind april, omdat oom Cor op veertien mei jarig was, en ons steevast twee weken van te voren per brief uitnodigde om bij hem zijn verjaardag te vieren. Vanaf een uur ’s middags waren we welkom.
“Zeg Mary “ zei mijn vader tegen mijn moeder, “Oom Cor nodigt ons iedere keer weer uit. We kunnen toch niet eeuwig nee blijven zeggen. Zullen we dit jaar toch maar eens gaan?”
Nu moet ik even iets kwijt over mijn moeder Mary Lambermont, zaliger gedachtenis. Ze was in de Jaren Vijftig met gemak de mooiste vrouw van Maastricht. En dan zult u zeggen, ja,dat zal wel, jij bent haar zoon, jij bent bevooroordeeld. Maar heel wat Maastrichtse heren dachten er ook zo over. Sommigen verstoutten zich zelfs avances te maken. Maar daar ging zij niet op in. Mijn moeder was ultrakatholiek. En dat betekent, behalve dat ze iedere morgen vroom naar de vroegmis in de Sint Servatius ging, absolute monogamie!
Uiterlijk leek Maman wel wat op… Liz Taylor. En ze was, zeker in mijn ogen, een minstens zo groot actrice. De spil van de in Maastricht zeer gerenommeerde amateurtoneelvereniging R.K. “Sint Gelasius”. Jaarlijks had die vereniging zelfs een drama van Shakespeare op het repertoire .Zo speelde mijn moeder bijvoorbeeld met groot succes Lady Macbeth! Als negenjarige kon ik mijn ogen niet geloven. Was dat mijn moeder, die bitch? Hoe kon ze dat zo goed?
Maar ook in het gewone leven speelde Maman een rol .Namelijk die van Grande Dame van Maastricht. Als oudste dochter van de ongekroonde bierkoning van het Zuiden, Servaes Lambermont, meende zij daartoe gerechtigd te zijn. Ongeveer zoals Beatrix koningin speelt, zo speelde Maman de koningin van het culturele leven in Maastricht . Maar daarover een andere keer.
“ Mat! “ riep dan mijn moeder verontwaardigd uit tegen mijn vader: “ Stel je voor! Ik uit de beste familie van Maastrich, ik in de rosse buurt van Rotterdam! In dat zogenaamde café van oom Cor, waar al die Meiden komen! ..En dan die Ria van hem... Ze zijn niet getrouwd. Hij leeft in zonde met die vrouw. Geen wonder dat God hem met een kunstbeen heeft gestraft!‘”
Rosse buurt? Meiden? In zonde leven? Wat was dat allemaal?
Maar ik, negenjarige, vroeg niets. En mijn broers al evenmin Als kind in de jaren vijftig had het geen enkele zin om ook maar iets aan een volwassene te vragen .Je kreeg toch nooit een zinnig antwoord. Zeker niet als het dat besmuikt gedoe van volwassenen, dat seks heet, betrof.
En dat scheen op Katendrecht op een af andere manier aan de orde te zijn.
“Een straf van God is het, die houten poot”, herhaalde Maman tegen mijn vader: “Mat, je wéét toch hoe Cor aan dat kunstbeen gekomen is…”
“Jazeker, dat komt, omdat…”
“Mát, niet waar de kinderen bij zijn …! Dat is geen verhaal voor kinderen!"
Zo werd die verre oom Cor alsmaar geheimzinniger. Rosse buurt. In zonde leven. Hokken met ene Ria. Zou oom Cor nog wel in de hemel komen? Mijn broers en ik vroegen het ons ernstig af.
En… hoe ouder , hoe nieuwsgieriger we natuurlijk werden naar die oom.
Nu had mijn moeder twee zussen, tante Hortense en tante Charlotte. Die kwamen elke donderdag uitgebreid op de koffie met vlaai in ons huis in de Grote Looijerstraat.
Mijn broers en ik besloten ze maar eens uit te vragen over oom Cor. Vooral hoe die nou toch aan die houten poot gekomen was.
Nu, dat kwam door het Bombardement, zei tante Hortense. Oom's café op Katendrecht had een voltreffer gehad. Men had oom Cor uit het puin weten te redden, maar zijn been was verbrijzeld en moest worden afgezet.
Tante Charlotte knikte instemmend .Zo was het gegaan!
Maar mijn oudste broer Barrie - hij is nu technisch tekenaar in de scheepsbouw - was als kind al behoorlijk exact ingesteld. Die avond nog zocht hij ‘het Bombardement’ op in de Winkler Prins. Wat bleek? Katendrecht was helemaal niet gebombardeerd!
Dus dat zei Barrie de volgende dinsdagmiddag, dan ook doodleuk tegen tante Hortense, die daardoor een vuurrood gezicht kreeg. En nukkig voor zich uit begon te staren. Waarop tante Charlotte haar mond open deed: "Nee, natuurlijk niet. Tante Hortense vergist zich. Het is ook al zo lang geleden. Het zit zo. Oom Cor was toevallig juist op het moment van het Bombardement op Rotterdam op de Noordoever. En daar is hij toen onder vallend puin geraakt en daar is toen zijn been verbrijzeld. Zo is het gegaan".
“Sorry , tante, ook daar geloof ik niets van”, zei Barrie, mijn exacte broer. "Veertien mei is immers de dag van oom Cor's verjaardag. Zijn verjaarspartij begint altijd stipt om één uur. Dat staat sinds jaar in jaar uit in de uitnodiging. De bommen op de noordoever vielen rond half twee. Ik heb het opgezocht in de Winkler Prins. Oom Cor moet op dat moment gewoon thuis geweest zijn in zijn café om zijn gasten te ontvangen. Dat kan gewoon niet anders. Niks Noordoever! U vertelt sprookjes, tante Charlotte! U bent al net zo erg als tante Hortense. U speldt ons maar wat op de mouw! Zeker omdat wij maar kinderen zijn! “
"Mary", riep tante Gertrude naar mijn moeder die juist binnenkwam met de koffie. "Je kinderen zijn brutaal tegen Charlotte en mij. Vooral Barry!"
Mijn moeder zette prompt het koffieblad neer en petste ons alle drie om de oren. We moesten voor straf stante pede naar boven, naar onze kamers en de vlaai konden we wel op onze buik schrijven. En het was onze lievelingsvlaai nog wel. Kruisbessen met schuim! Ja, zo ging dat in de Jaren Vijftig. Toen was opvoeding nog heel gewoon.
Die geheimzinnige Oom Cor, die wij dus nooit in levende lijve gezien hebben, alleen op foto’s, heeft ons niettemin zeer beïnvloed. Zoals al gezegd, Barrie is in de scheepsbranche werkzaam, ikzelf woon al sinds jaar en dag in Rotterdam, en mijn jongste broer Geert is ….sprookjesschrijver geworden. Kinderboekenschrijver moet je eigenlijk zeggen. Want sprookjes voor volwassenen… geen een uitgever die daar vandaag de dag nog brood in ziet.
Toen ik Geert vertelde dat ik verzocht was door de leiding van letterencafé Tjsechov & Co een verhaal over de Kaap te maken, mailde hij mij: “Ik zal je helpen! “ .Ik heb inmiddels de waarheid over de houten poot van oom Cor ontdekt. Het zit zo:
Vlak voor de oorlog heeft oom Cor aangemonsterd als kok op een expeditieschip naar 't poolgebied. Daar woont het eskimovolk, de Inuit. Een volk dat toen nog - nu prijkt ook daar een tv in iedere iglo - in de barre vrede van het stenen tijdperk leefde.
De Inuit zijn ronduit primitief-holistisch. Het onderscheid tussen mens en dier maken zij niet zo. 'Mijn en dijn' bestaan eigenlijk niet. Monogamie is hun onbekend.
Hun voornaamste, religieuze gebeuren is de jaarlijkse orgie. De sjahmaan doet na ettelijke gebeden, waar hij de vruchtbaarheid van de stam bij de goden afsmeekt, het licht uit. De Eskimoman paart dan de Eskimovrouw die naast hem ligt, en vervolgens de volgende. De hele stam maakt dus een rituele horizontale rondedans. De bedoeling is natuurlijk zoveel mogelijk nakroost te verwekken. Geen druppel zaad mag verloren gaan. Alleen zo kan de stam daar in het barre Noorden tegen de klippen op overleven. Promiscuïteit is noodzaak voor de Inuit.
Ook door het jaar heen houden man en vrouw er buitenechtelijke partners op na. Dat is daar doodgewoon. Maar dat houdt wèl in dat men de man of vrouw waarmee men samenwoont 't feit van zijn/haar nieuwe liefde dient mee te
delen.
Dat is om praktische redenen..Want de Inuit-man en vrouw liggen 's nachts dicht tegen elkaar aan. Dat helpt reuze tegen de kou. Afwezigheid van de partner betekent steevast een koude buik of rug. Dan moet er een extra ijsberenvel tegen aan, anders zou men stante pede dood kunnen vriezen. Het is dus zaak dat men van elkaars aan- of afwezigheid goed op de hoogte is.
Nu doet 't volgende verhaal onder de Inuit de ronde, en op zekere avond vertelde men dat ook aan oom Cor.
Er was eens een Inuit-man, die bemerkte dat 's nachts de plek in bed naast hem onbeslapen bleef, zonder echter dat hem door z'n vrouw was meegedeeld, waar zij dan 's nachts naartoe ging.
Dat was dus hoogst ongebruikelijk. En op zekere nacht toen de man de vrouw naast hem alwèèr hoorde weggaan, besloot hij haar heimelijk te volgen, want hij wilde weten wie haar minnaar was. Ook dat was ongebruikelijk - het wordt zeer onhoofs geacht bij de Inuit als een man zijn vrouw bespiedt terwijl zij bij haar minnaar ligt, et vice versa - maar nood breekt wet.
Gelukkig was het volle maan, zodat de Inuit-man zijn vrouw heel goed voor zich uit door de sneeuw kon zien schuifelen. Maar... zij klopte nergens bij een andere iglo aan, maar begaf zich naar de rand van de ijsschotsen, tot bij de open zee... Wat moest zij daar?
Plots grote turbulentie in het water. Er dook een walvis op. Heremejee, mijn vrouw is verliefd op een walvis! schrok de eskimo. Nu won de nieuwsgierigheid het. De Inuit zijn, zoals ik al zei, zeer praktisch-technisch ingesteld. Zij moèten wel daar hoog bij de Pool ..." Hoe zouden ze het in godsnaam samen doen?" dacht de Inuit. Een penis van een walvis meet gauw twee meter, en mijn vrouw haalt van top tot teen waarschijnlijk de 1 meter 60 niet eens...
Maar kijk, het linkerneusgat van de walvis opende zich nu en...daaruit kroop een zgn. walvismannetje, hèèl slank en rank, dat niet veel groter bleek dan 't Inuit-vrouwtje.
Hop, kroop hij op haar. En ze paarden dat het een lieve lust was. Na afloop kroop het mannetje weer in het neusgat terug. De walvis dook onder. En dat was dat.
Nu, dat was een prachtig verhaal.
Oom Cor die al een hele zeereis lang gedwongen was geweest in onthouding te leven - zeer ongewoon voor een ras-Bourgondiër, bovendien nog zeeman òòk - vroeg meteen of zoiets ook andersom voorkwam?
Of er ook wel eens in de geschiedenis van de Inuit een man was geweest die verliefd was geworden op een vrouwelijke walvis?
Jazeker, zeiden de Inuit - en dan kruipt er uit 't linkerneusgat het walvisvrouwtje en dat is zo roodblond en zo mooi mollig bloot - zogezegd een noordpoolse Venus van Botticelli. Wie haar zag, moèst van haar houden.
Nu was oom Cor niet meer in te dammen. Maar hoe kwam je met zo’n vrouwelijke walvis in contact? Nu, dat is eenvoudig, beweerden de Inuit. Vrouwelijke walvissen zijn erg bijziend, je steekt gewoon je blote been in het water, en dan denken zij, die wellustige wezens, dat het een walvispik is... en dan komen ze direct aanzwemmen.
Nu, zien ze dan, dat het een 'mensenman' is, dan gaat 't linkerneusgat open, en het walvisvrouwtje kruipt eruit - en dan gaat alles volgens bekend scenario - zie hierboven.
Nou, oom Cor die nacht naar de rand van de open zee! En zijn been kordaat in 't water gestoken! Een, twee minuten. Vijf minuten! O, o, wat was dat water koud!. Zeven minuten. En nergens een walvis te zien. Toen begreep oom Cor dat die eskimo's hem, Grote Blanke, bij de neus hadden genomen. Maar het was al te laat. Zijn been was inmiddels geheel en al bevroren en moest worden afgezet.
Zo was oom Cor dus op een wel er weinig verheffende wijze aan zijn houten poot gekomen.
Kortom, allerminst een verhaal, geschikt voor kinderoortjes. Zeker in de Jaren Vijftig. Vandaar dat wij, kinderen, dat dan ook nooit te horen kregen.
Aldus mijn broer Geert. Maar ja, dat is een sprookjesschrijver...Ik geef zijn tekst dan ook voor wat hij waard is...
Manuel Kneepkens
terug «
|
|