Stukje vaderlandse geschiedenis

In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in toenemende mate onvrede over de bestaande politieke en maatschappelijke orde. In brede kringen leefde de gedachte dat de eens zo machtige Republiek in verval was geraakt, en dat veranderingen op economisch, sociaal en politiek vlak nodig waren om dit verval te keren.

Het uitbreken van de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) tussen de Republiek en Engeland bleek het startsein voor een protestbeweging waarvan de leden zich ‘patriotten’ noemden. Het belangrijkste bezwaar van de patriotten was de positie van stadhouder Willem V van Oranje (1748-1806), die in de ogen van de patriotten te veel macht bezat. Zo ontvouwde zich een strijd tussen de aanhangers van de stadhouder en de patriotten. De aanhangers van de patriottenbeweging ageerden niet alleen tegen de positie van de stadhouder, maar steeds heviger tegen het gehele politieke bestel van de Republiek. Geïnspireerd door de ideeën van de Verlichting en de Amerikaanse Revolutie pleitten zij voor een democratischer bestuur. Tussen 1783 en 1787 wisten de patriotten, die zich verenigd hadden in gewapende genootschappen, in een aantal steden en gewesten de macht over de nemen.

In 1787 besloot de koning van Pruisen de stadhouder te helpen en stuurde hij een leger naar de Republiek. De komst van het Pruisische leger betekende het einde voor de patriottenbeweging, die in korte tijd verslagen werd. Maar de rust was slechts tijdelijk teruggekeerd. Patriotten gingen door met hun activiteiten, al deden ze dat nu vooral in geheime genootschappen of als banneling in Frankrijk. Bovendien brak in 1789 de Franse Revolutie uit, en de Fransen waren stellig van plan de Revolutie te delen met de rest van Europa. In 1793 besloot de Franse regering om de Republiek binnen te vallen. Dit tot grote vreugde van de Nederlandse bannelingen die hier al jaren voor gepleit hadden. De invasie van 1793 mislukte, maar in de winter van 1794/95 werd een nieuwe poging ondernomen. Het Franse leger onder leiding van generaal Pichegru trok de bevroren rivieren over en wist in een aantal weken de Republiek te veroveren.

 
In 1800 liep de grens tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek dwars door de Peel. Limburg was, net als Zeeuws Vlaanderen, al vanaf 1794 een deel van Frankrijk. Brabant hoorde bij Nederland.

De Bataafse Revolutie die op de inval volgde, werd voltrokken door de revolutionairen uit de Nederlandse genootschappen, in samenwerking met de teruggekeerde patriotse ballingen. Op lokaal, en vervolgens op provinciaal en nationaal niveau werden de oude bestuurders afgezet en vervangen door revolutionairen.

Bataafse republiek

Nadat stadhouder Willem V naar Engeland was gevlucht, werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden op 19 januari 1795 omgedoopt tot de Bataafse Republiek.
De Bataven gingen meteen aan het werk met het vormgeven van hun ideale samenleving. In januari 1795 werden de Rechten van de Mens en van de Burger afgekondigd, en al snel werd de wens geuit om de Bataafse Republiek van een grondwet te voorzien. Hierin zouden de belangrijkste idealen van de Bataven uitgedrukt moeten worden, zoals volkssoevereiniteit, de hervorming van het staatsbestel en het onderwijssysteem, vrijheid van de pers, en de afschaffing van gilden, erfopvolging en familieregering.

Na een moeizaam onderhandelingsproces tussen de verschillende provincies werd besloten tot de oprichting van een nationaal parlement, Nationale Vergadering geheten, dat het bestuur van de Staten-Generaal overnam en een grondwet voor het hele Bataafse volk diende te ontwerpen. Op 1 maart 1796 kwamen de eerste democratisch verkozen volksvertegenwoordigers van Nederland bijeen in Den Haag.

 

terug «

 

 


 

Noordermaasberichten

Van tijd tot tijd stuurt Manuel Kneepkens (Heerlen, 1942) ons een bericht vanuit zijn woonplaats Rotterdam

lees alle berichten hier »